** De rol van de markt in de coronacrisis ** * David Van Dijcke is een doctoraatsstudent in Economie aan de University of Oxford. * In zijn opiniestuk in De Standaard (16 Maart 2020) beeldt Tom Hannes een onbestemde groep van “vrijemarktgelovigen” af, die de bevolking tijdens normale tijden als werkpaarden van de markt voortdrijven, maar tijdens de huidige crisis hun schapenvacht aantrekken en op hypocriete wijze solidariteit verkondigen. Onafgezien van het feit dat Hannes’ opiniestuk voornamelijk lijkt gebaseerd te zijn op nattevingerwerk eerder dan vakkennis, beeldt het ook de rol van de markt in de huidige crisis bijzonder misleidend af. De coronacrisis roept inderdaad spookbeelden op van 1929, 1987 en 2008. Niettemin verschilt ze fundamenteel van karakter. Waar de voorgenoemde crisissen in gang werden gezet door de financiele sector, heeft de huidige crisis een duidelijke oorsprong in de reele economie - een combinatie van vraag- en aanbodschok die het gevolg is van de wereldwijde “lockdown” als respons op de pandemie. Hannes lijkt zich hier wel vaagweg van bewust te zijn, en kiest er dus voor meer algemeen het zogenaamde marktdenken te hekelen. Dat is vermoedelijk een veiligere strategie, gezien zo’n algemene term niet makkelijk te weerleggen of bewijzen valt. Niettemin leek voor de coronacrisis de schadelijkheid van het marktdenken best mee te vallen: met de laagste werkloosheidsgraad in bijna 40 jaar (NBB 2019), de hoogste koopkrachtstijging sinds 2007 (De Standaard, 14/02/2020) en vallende ongelijkheid (Wereldbank, 2020) was het wat moelijker het antikapitalisme te verkopen. Het is dus ietwat verbazend hoe Hannes er in slaagt, door een gelijkaardige toon aan te slaan als de illuisionaire predikanten die hij hekelt, deze crisis toch ook te wijten aan de grote boze markt en zijn zogenaamde volgers. Dat is niet om te zeggen dat in de crisis van 2008 de excessieve financiele speculatie en daaropvolgende “bail-outs”, gefinancieerd door belastingsgeld, niet moreel verontwaardigend waren. Maar de drang om een duidelijke vijand te vinden in deze crisis lijkt voor Hannes zo groot te zijn dat hij tot geen andere oplossing lijkt te komen dan de vijand van 2008 weer uit de kast te halen – alhoewel zelfs die niet zo duidelijk te omschrijven viel, zoals Joris Luyendijk met anthropologische scherpte in deze krant documenteerde in zijn column over de City. Misschien moeten we ons gelukkig prijzen dat Hannes’ conclusie ten minste niet was dat China de schuldige is, zoals president Trump het zich graag inbeeldt. Fundamenteel is de intentie echter dezelfde. In tijden van hoge nood is vingerwijzen steeds de gemakkelijkste oplossing. Nochtans zullen we, naast ongeziene ingrepen van overheden en centrale banken, ook de markt nodig hebben om deze crisis te doorstaan. Bedrijven zullen “cash on hand” nodig hebben om de lockdown te doorstaan – garanderen dat de financiele markten die cash kunnen blijven leveren was een van de redenen voor de recent ingreep van de Amerikaanse Federal Reserve. Meer algemeen is er nood aan een massale reallocatie van middelen vanuit “de toekomst” naar vandaag, dat wil zeggen, leningen. In Amerika pleiten topeconomen Gabriel Zucman en Emmanuel Saez ervoor dat overheden de rol van “payer of last resort” vervullen, door de onderhoudskosten van bedrijven te betalen zolang de lockdown duurt. In Frankrijk belooft Macron €800 miljard om faillissementen te voorkomen. Zulke grootschalige middelen moeten van ergens komen, en financiele markten vervullen de immens complexe en vitale taak om ze aan te leveren. Wie zal die lenigen financieren? Vermoedelijk, inderdaad, de belastingsbetaler – toch zolang de ECB niet overschakelt naar directe financiering van overheidsschuld. Het grote verschil met 2008 is dat de verhoopte bail-outs deze keer rechstreeks naar bedrijven zouden (moeten) gaan. Daarmee wordt iedereen geholpen, eerst en vooral de belastingsbetaler. Donkere tijden drijven de meest obscure profetieen uit hun krochten tevoorschijn. Ons land heeft nood aan een overtuigende samenwerking tussen staat én markt, niet aan zinloze profeten.